'De kracht van anime is zo groot dat een otaku verliefd kan worden op een 2D figuur'

Kunstenaar/ filmmaker Didier Volckaert begon in 2013 een Doctoraat in de Kunsten aan het RITCS en VUB (in cotutelle met ULB) over Japanse anime en de ‘otaku’-cultuur errond. Het resultaat van zijn onderzoek is een confronterende reflectie rond enkele vastgeroeste ideeën over wie we zijn en vooral wat we zouden kunnen zijn in de grijze zones tussen realiteit en onze audiovisuele fantasiewerelden. Op woensdag 12 september 2018 presenteert Volckaert in CINEMA RITCS de resultaten van zijn onderzoek in de kunsten.

 

Je PhD heeft als ondertitel otaku strategies for the artist. Welke artistieke strategieën leverde je onderzoek op voor kunstenaars en waarom is daar nood aan ?

Volckaert: ‘De Japanse cultuur en in het bijzonder manga en anime oefenen vandaag een grote aantrekkingskracht uit en zijn daarom ook globaal zeer aanwezig. Joseph Nye sprak hierbij over een softpower, ‘the ability to shape the preferences of others through appeal and attraction’. Verleiding dus, en met reden want Japan heeft ook veel te bieden. Spijtig genoeg is het resultaat al te vaak nog beperkt gebleven tot exotisme, zoals bij het Britse kledingmerk Superdry, in het toerisme en bij slechte Hollywood remakes. Of er is net tegengas, zoals ik opmerk bij festivals of bijvoorbeeld aan de animatiefilmafdelingen van onze hogescholen.

Ik zie de boom in anime en manga liever als een tweede wave van Japonisme, de instroom van Japanse kunst (vooral dan ukiyo-e prenten) die aan het einde van de 19de eeuw een immense verandering teweegbracht in de Westerse kunst, een verwondering en verbreding die tot diep in de 20ste eeuw voelbaar zou zijn. Denk maar aan Van Gogh, Monet of Toulouse-Lautrec, maar ook de muziek van Debussy of de architectuur van Frank Lloyd Wright. Anime en Manga, maar ook de otaku cultuur errond, hebben diezelfde potentie om onze vastgeroeste ideeën over –ditmaal– cinema, fotografie en het audiovisuele, van zuurstof te voorzien. Ik denk daarbij in eerste instantie aan de dominantie van taal en narrativiteit en onze audiovisuele verslaving aan realiteit, maar ook aan het loskoppelen van actie en tijd/ruimte in film ten voordele van een sterkere focus op emotionele verbondenheid, sensoriële sensaties en het erotiseren van simulacra. In één beweging is het mijn inziens ook een perfecte aanleiding om verstikkende evidenties als copyright of auteurschap te bevragen en te herdefiniëren. Denk maar aan de animated J-pop sensatie Hatsune Miku of de doujinshi (fanmade manga) beurs Comiket.’

Om die Japanse anime en de vernieuwing die deze kunstvorm inhoud te begrijpen vertrek je in je boek Animated Life / Otaku Futurism van een alternatieve ontstaansgeschiedenis van de animatiefilm?

Volckaert: ‘Als je aan anime fans vraagt waarom ze anime verkiezen boven de rest van het aanbod dan komen niet verder dan ‘het is complexer’, ‘het is mooier’ of ‘het raakt mij terwijl gewone films mij niks doen’. Ze voelen het verschil in sensatie en diepgang, maar weten de motor erachter niet te vinden. Ook ‘tegenstanders’ gaan in hun kritiek niet verder dan dat ze het nodeloos complex vinden, niet mooi of vloeiend genoeg of gewoon te gewelddadig en seksueel.

Anime is een vorm van animatie(film). De respons erop is echter zeer verschillend dan wat pakweg de gemiddelde Pixar kan veroorzaken. De kracht van anime is zo groot dat een otaku verliefd kan worden op een 2D figuur, deze beschouwt als zijn partner (significant other) en er daadwerkelijk mee samen-leeft. Anime heeft een Pygmalion effect, het heeft de kracht om leven te blazen in iets wat jullie nog steeds zien als levenloos, als dood. Om te begrijpen hoe dat mogelijk is moet je niet alleen

inzicht krijgen in otaku en hun fantasyscapes, maar moet je het medium anime zelf deconstrueren tot wat het in wezen is: een audiovisueel systeem, technologie. Door terug te gaan naar het moment ( in het jaar 1659) dat het geschilderde beeld van de Lanterna Magica–een apparaat – een breuk vormt met het natuurlijk geprojecteerde beeld in de Camera Obscura –een natuurverschijnsel–, creëer ik een andere perceptie op wat volgt. En dat is niet een zoektocht naar een betere registratie van de realiteit, maar naar een manier om leven te blazen in dat geschilderde beeld. Het is eerder de fotografie met zijn wetmatige optica die animatie gecorrumpeerd heeft tot wat we vanaf 1895 cinema, en later ook documentaire, zijn gaan noemen. Het is op dat moment dat het trauma van de Camera Obscura ontstaat, de futiele zoektocht naar een perfecte imitatie van de realiteit, een never ending story die vandaag nog steeds maar op het niveau van Virtual Reality staat. De animatiefilm die overbleef werd al te vaak in hetzelfde straatje gedwongen. Dat begint met de multiplane camera om het lineair perspectief te behouden (Disney) en rotoscoping, tot de technieken van Pixar vandaag: raytracing (realistische 360° lichtinval) of de realistische digitale imitaties van allerhande texturen zoals asfalt, glas of metaal.

In de marge is er natuurlijk experimentele cinema, animatiefilm en audiovisuele kunst geweest die tegen deze stroom inging, maar het is vooral de komst van anime in 1963 die animatie voor het grote publiek terug brengt naar zijn essentie. De laatste decennia heeft anime zich op dat vlak steeds duidelijker geprofileerd en werd het daardoor de avant garde voor artificial life. Dat is ook één van mijn originele impulsen geweest voor dit onderzoek, de observatie dat film nog nauwelijks als plastische kunstvorm beschouwd wordt, maar dat sommige anime, denk bijvoorbeeld aan Neon Genesis Evangelion, verder gaan in de geest van Warhol, Kenneth Anger, Brakhage, Kubelka, Maya Deren, Bruce Conner, Len Lye, en de vele andere filmmakers die daadwerkelijk het medium film en animatie exploreerden.’

Wat is voor jou persoonlijk de meerwaarde van het Doctoraat in de Kunsten? En heeft het een invloed gehad op je artistieke praktijk?

Volckaert: ‘Ik had nood aan een heroriëntatie en dat is gelukt in elk geval. De meerwaarde zat in de eerste plaats in tijd. Tijd om de stroom in je hoofd te analyseren, tijd om te lezen en te reizen, mensen te ontmoeten, je ideeën af te toetsen en uiteindelijk ook de tijd om dit alles om te zetten in een artistieke output. Een tweede meerwaarde is dat je je werk eens bekijkt vanuit een andere hoek, vanuit een academisch theoretisch discours. Je stapt even uit die creatiestroom en je plaatst je werk in een ander kader. Dat doe je natuurlijk sowieso al binnen de kunst zelf, je probeert je werk te navigeren in het kunsthistorische, je vraagt je af wat de maatschappelijke relevantie is en zo voort, maar door een doctoraat in de kunsten kan je ook eens andere kaders zien; in mijn geval waren dat onder andere genderstudies en robotica maar ook het religieuze (het shintoïsme). Dit alles is natuurlijk een dubbeltje op zijn kant. Een doctoraat in de kunsten kan ook zeer verlammen.’

Op woensdag 12 september 2018 presenteert Volckaert in CINEMA RITCS de resultaten van zijn onderzoek in de kunsten. Meer info via het event.