Schervengezicht (2021)
Het dorp waar hij woont, heet Durp. Zijn huis wordt de Toef genoemd. Zijn vader is dood (hartaanval). Zijn kat ook (tractor). Zijn zus is elders. Zijn moeder verstikkend aanwezig.
Hij praat met personages uit boeken. Ze praten terug. Nee, hij is niet gek. Ze zijn gewoon hoffelijk. Of ze hebben medelijden met hem.
Zijn enige echte vriend is een trekkebenende zonderling met een hersenletsel. Samen drinken ze weleens een bokaal zelfgestookte appelcider. Hij is drieëndertig. Dat is jong als je een schrijver bent, maar oud als je nog bij je moeder woont. Hij weet het. Diep vanbinnen.
Zijn naam is Angelo, maar iedereen in Durp noemt hem Tjonk. Ook zijn moeder. Vooral zijn moeder. Angelo is het gewend om Tjonk te zijn. Maar dan strijkt de liefde neer. En een duif. Een grofgebekte duif. Een duif die hem een vraag stelt: ‘Wordt het niet eens tijd om Angelo te zijn?’
Schervengezicht is een hedendaags sprookje dat het verhaal vertelt van Angelo, een bange man die de handschoen oppakt en met licht trillende knieën besluit niet meer bang te zijn. Een verhaal over achterhalen wie je bent en wie je zou kunnen zijn.